Positieve discriminatie

22 oktober 2006

AP

“Klein maar dapper”, dat werd vaak geschreven over Premier uit Krommenie. Dit piepkleine drumcorps wist zich in de jaren negentig behoorlijk staande te houden in de tumultueuze drumcorps-scène. Met een handje vol leden brachten ze ieder jaar weer een show op het veld. Als ik iedere keer na finals dacht; “dit kan zo niet langer doorgaan, die zullen nu wel écht stoppen”, dan stonden ze het jaar erop er weer… trots mét opgeheven hoofd. Het was ook net echt. Dezelfde emoties op de gezichten, rechte lijntjes met z’n tweeën, park en blow, een boze dm, ingewikkelde muziek, maar ja… je moest op het veld wel goed zoeken naar de leden, het waren er namelijk niet zo veel.

Ik heb nooit onder stoelen of banken gestoken dat het mij daarom weinig kon boeien. Als je rond of onder de twintig leden belandt, kan je beter een dweilbandje beginnen dan een drumcorps, drumcorps is namelijk niet bedoeld voor twintig leden...vind ik. Toch had ik altijd wel respect voor Premier, gewoon stug doorgaan mét een eigen identiteit en dus…. klein maar dapper. Ze bestaan overigens nog steeds, op de foto’s zie ik smetteloze lichtblauwe uniformen en ze blijven klein, ik tel een pit en een slagwerk en…. oh, dat was het, maar ze gaan door!

De drumcorps-competitie kent nog steeds kleine broeders. Vooral de Engelse korpsen hebben vaak een magere bezetting, maar ook Nederlandse collega’s hebben moeite om met goedgevulde “lines” op het veld te verschijnen. Twee snares, (g)een tenors, één pit,  vijf guard, twaalf brass; het is allemaal meer regel dan uitzondering geworden. Is dat jammer? Ik vind van wel, je moet immers altijd streven naar het maximaal haalbare in drumcorps en dat is volgens mij 135 man/vrouw. Niets gaver dan een volle bak… Maar wat schetst mijn verbazing: kleine bezettingen zijn ín! Sterker nog: als je klein bent, wordt dat tegenwoordig gewaardeerd, want “de individuele kwaliteiten van de leden zijn enorm”, en, “er wordt veel meer gevraagd van de leden”. Niet “jammer” dus, maar juist heel erg goed! Sterker nog, klein is beter dan groot. Bij die grote korpsen is alles maar oppervlakkig, middelmatig en onpersoonlijk.

Dat vinden natuurlijk vooral de leden van deze kleinere korpsen zelf, maar uitgerekend juryleden weten kleine bezettingen ook enorm te waarderen. Als je de juryrapporten naleest dan kan je niet anders constateren dat de jury niet kijkt naar kwantiteit, maar naar kwaliteit. Klinkt logisch, maar toch niet helemaal. Een cleane drumline van acht personen behaalt bijna net zoveel punten als een cleane drumline van twintig personen. Kijk, dat snap ik nou niet. Het kost tocht veel meer tijd, het is toch moeilijker, het is toch ingewikkelder om een snare-line van zeven man strak te krijgen, dan een snare-line van twee man. Toch wordt daar niet naar gekeken, ik noem dit positieve discriminatie. Je zou bijna overwegen om voortaan de beste twee spelers eruit te halen, want het maakt kennelijk voor een jury toch geen bal uit.  Waarom zou je nog moeilijk doen, als het makkelijk kan. Vier tenors, of geen tenors: we kiezen voortaan voor geen tenors, kunnen ze ook geen fouten maken.

Het werkt dus in je voordeel als je met weinig mensen op het veld verschijnt. Natuurlijk, je moet het dan wel goed doen, maar als alles redelijk in orde is, loont een kleine bezetting! Zie het als een luxe-probleem. De leden van de kleine korpsen vinden het prachtig, “sliep uit” naar de groten. Tóch schreeuwen deze leden het ook van de daken als hun kleine corps eindelijk weer eens gaat groeien, een beetje dubbel vind ik dat. Sterker nog, ik zou deze uitbreiding helemaal niet doorvoeren. Hops, een ledenstop. Verzin maar een smoes, geen instrumenten, te weinig ruimte in de bus en ga zo maar door. Nee hoor, blijf lekker klein, dat is prima bevallen, wordt alom gewaardeerd en de jury vindt het prachtig. O ja, en stuur die leden dan maar door naar de “groten”, kunnen die de aankomende winter weer aanmodderen met die  “forse” toeloop van nieuwe leden.

a.p.