Imago en identiteit

24 november 2009

AP

Kennelijk is er iets mis met ons imago, althans dat lees ik overal. Wij worden als muziekverenigingen belachelijk gemaakt in reclamespots en afgeschilderd als oubollige hoempapa-clubjes die zwalkend van de drank het plaatselijke dorpsfeest komen opluisteren met belabberde muziek. Dit imago klopt natuurlijk niet. We zijn heel anders, wij zijn... Tja, wat zijn wij eigenlijk? Wat is onze identiteit? Er zijn complete congressen voor nodig om dit aan de kaak te stellen. Congressen die, zoals altijd bij congressen, meer vragen oproepen dan beantwoorden. (En veel geld kosten, waarschijnlijk net zoveel geld als de organisatie van een prachtige mega-totaal-taptoe waar we met z’n allen zo’n behoefte aan hebben.) Deze moeilijke vraagstukken spelen korpsbreed, van showband tot drumcorps, om met dat laatste maar gelijk te beginnen.

Eens in de zoveel tijd komt de discussie weer voorbij: Wat is drumcorps? Het is een zucht-momentje waard, of zoals iemand kernachtig op internet samenvat: “Drumcorps is ieder jaar weer de discussie opwerpen wat drumcorps is.” Meestal laat ik dit soort discussies verre van me, wat moet je er mee? Maar omdat er op dit moment toch geen bal gebeurt –op een wild wit-feestje na- ben ik eens gaan nadenken. En dan schrik je. Hoe leg je uit wat drumcorps is, geen idee? A.P. is als sinds 1985 actief in het drumcorps-wereldje, maar weet geen juiste definitie te formuleren over wat dat drumcorps-wereldje dan inhoudt. Wat is onze identiteit, hebben we wel een identiteit? Of gaat die verloren door al die akelige, inferieure nep-drumcorps met hun grote verhalen en weinig daden?

Voetballen: Met 22 man achter een bal aan rennen. Boksen: Twee mensen die elkaar de hersens inslaan in een ring. Darten: Proberen het pijltje in het midden van een bord te gooien. Heldere, korte omschrijvingen waar iedereen zich een voorstelling bij kan maken.

En dan drumcorps: Met 150 man of vrouw of man/vrouw, het mogen er trouwens ook 15 zijn, of 80, of 10 op een veld, het mag ook een plein zijn, een show brengen met trommels, toeters en vlaggen. Vlaggen zijn niet verplicht, dat mogen ook rifles zijn, een soort geweren. En als je überhaupt geen meiden (of jongens of onduidelijk) hebt voor die vlaggen, dan mag je ze ook achterwege laten. Je speelt als drumcorps muziek, althans daar doe je een goede poging toe. De muziekstijl is vaak populair, klassiek mag trouwens ook, of jazz, of blues. De toeters brengen allemaal hun geluid naar voren, het zogenoemde frontfacing. De slagwerkers hebben marching-slagwerk met meerdere grote trommen, hoog opgespannen snaartrommels en trio’s of quads of quints of tenors, kies maar. Voor de show houdt een drumcorps (drum corps mag ook, net als Drum & Bugle Corps, drumcore is echter fout) een warming-up van anderhalf uur, een uur mag ook, twee uur komt ook voor. Drumcorps doen mee aan wedstrijden van verschillende organisaties, het maakt niet zoveel uit hoe vaak en waar. De hoofddeksels heten shako of hoed of helm of niks. De leden van een drumcorps hebben uniformen aan, meestal tuinbroeken; standje hoogwater met daarop glitterende stoffen. Drumcorps hebben tientallen, zoniet honderden ingewikkelde, meestal (maar niet altijd) Engelse termen om alles duidelijk te maken en als we niet worden begrepen, dan zitten wij altijd goed en de ander fout. Aan de voorkant staat een enorme batterij melodieuze slagwerkinstrumenten waar je niet mee kan lopen. Trouwens, dat lopen gaat bij voorkeur heel snel, rennen eigenlijk. Langzaam mag ook, dat gebeurt bij de ballad, meestal het tweede nummer van de show, soms het eerste, derde of vierde nummer. Het publiek aan de achterkant heeft pecht, want drumcorps spelen alleen naar de voorkant…. behalve als er bewust naar de achterkant wordt gespeeld, maar dat is dan vaak voor het galmeffect, wat negen van de tien keer niet overkomt, omdat niet in een megastadion wordt opgetreden maar op de Oude Markt van Hoogeveen. Leden van drumcorps voelen zich erg met elkaar verbonden, maar vinden het ook geen probleem om elkaar volledig af te maken. Ze halen hun neus op voor traditionele korpsen die ze oubollig, duf en stom vinden, zonder er een keer serieus naar te kijken wat ze nu écht doen. En als we het echt niet meer weten? Kijk maar naar DCI, dát is drumcorps.

Duidelijk, toch? Ik zal deze definitie zo even op Wikipedia zetten, want hier heb je tenminste wat aan als je op school een werkstukje over drumcorps moet maken. Dit kunnen we ook simpel naar buiten uitdragen, zodat het weer helemaal goed komt met ons imago. Nu weten we allemaal wat drumcorps is; een unieke korpsstijl in ons muziekwereldje die zich daarmee ook duidelijk onderscheidt van de traditionele orkesten. Een prrrachtige identiteit waar we trots op kunnen zijn.

Wat zijn trouwens traditionele orkesten? Ach, ik ben nu toch lekker bezig: een definitie. Met 40, 60, 80, maar meestal niet meer leden (het moet vanwege de kosten, lekker Hollands, in één bus passen) een show lopen op een plein, een veld mag ook, maar liever niet, want dat is zo vermoeiend. Een traditioneel orkest maakt muziek en gebruikt daarvoor koperinstrumenten, maar ook fluiten, saxofoons en slagwerk. De muziekstijl is populair, of klassiek, maakt verder niet zo uit als het maar een klap-tempo heeft. Een warming-up is bij een traditioneel orkest niet nodig, die zijn al goed van zichzelf en beginnen gewoon. De onderlinge band is groot met als gespreksonderwerp nummer uno; afgeven op drumcorps, want die doen zo raar en zijn arrogant. Zonder een keer écht te kijken wat ze nu doen. Goed nieuws voor het publiek, traditionele orkesten spelen alle kanten op, wat fijn is bij vier tribunes, maar nogal stupide bij een optreden met enkel een hoofdtribune. De showfiguren zijn meestal saai, een hoop gesjok en gewandel, alhoewel er ook steeds meer wordt gerend en spannende figuren worden neergezet. De uniformen zijn van paardenhaar en de hoofdeksels zijn hoeden, of petten of helmen of niets. Meestal staan er geen instrumenten aan de voorkant, maar soms wel. Zelfverzekerdheid is een belangrijk kenmerk dat wordt versterkt door het elkaar toekennen van wereldtitels die buiten Nederland geen waarde hebben. Om het allemaal nog iets duidelijker te maken noemen traditionele korpsen zichzelf drumband, showorkest, marchingband, drum- en showfanfare, show- en marchingband, piperband, muziek- en showband of show-, marching en concertband. En oh wee, als een krant of omroep hier een fout mee maakt, dat is natuurlijk schande en totaal onbegrijpelijk! Oh ja, dan zijn er tegenwoordig ook nog tal van muziekverenigingen die ‘zoekende zijn’ en van alle stijl-walletjes meesnoepen.

Kortom, de identiteit van ons muziekwereldje is glashelder. Een mooi uitgangspunt om onze hobby, traditioneel én corpsstyle, de komende tijd beter op de kaart te zetten. Even serieus; als we nog niet eens weten wie we zelf zijn, hoe kunnen we het dan anderen kwalijk nemen dat ze ons imago te grabbel gooien? Welk imago?

a.p.